De nieuwe ADA/EASD-richtlijnen voor volwassenen met type 1 diabetes
Oct 22, 2025
Tijdens de EASD 2025-jaarvergadering in Wenen presenteerden professor Anne Peters en Richard Holt het voorlopige ADA/EASD-consensusrapport 2026 over de behandeling van type 1-diabetes bij volwassenen.
Het is een update van het rapport uit 2021—de meest geciteerde referentie over de behandeling van type 1-diabetes bij volwassenen—en bevat nieuwe bevindingen op het gebied van diagnose, technologie, cardiovasculaire risico's, obesitas en psychosociale zorg.
In deze blog belichten we de belangrijkste updates uit de voorlopige consensus van 2026, dat tot 17 oktober openstond voor opmerkingen. De definitieve versie wordt binnenkort gepubliceerd.
Los van de tekst, viel één inzicht op: zelfs in 2026 blijft het verrassend moeilijk om onderscheid te maken tussen type 1- en type 2-diabetes.
Na een eeuw van vooruitgang verzet de biologie zich nog steeds tegen eenvoud.
“The more I learn, the more I realize how much I don’t know.” — Albert Einstein
1. Diagnose: de kunst van onzekerheid

Figuur > voorlopige 2026 ADA/EASD Consensus Report on the Management of Type 1 Diabetes in Adults: Flowchart for investigation where type 1 diabetes is considered in adults
Volwassenen passen zelden in duidelijke categorieën.
Het bijgewerkte algoritme helpt, maar neemt de ambiguïteit niet helemaal weg.
Er wordt aanbevolen om type 1 diabetes te vermoeden bij volwassenen < 35 jaar oud, BMI < 25 kg/m², onbedoeld gewichtsverlies, diabetische ketoacidose, of snelle progressie naar insuline binnen 3 jaar.
Maar veel volwassenen vertonen gemengde kenmerken: auto-immuniteit en insulineresistentie.
Auto-antilichaamtesten blijven centraal staan:
- Meet eerst GAD; indien negatief, voeg dan IA-2 en ZnT8 toe.
- Indien er enkel 1 auto-antilichaam positief is met een lage titer, kan dit vals-positief zijn.
- 5–10 % van de volwassenen met nieuw ontstane type 1 diabetes heeft geen detecteerbare antilichamen, en antilichaamspiegels kunnen na verloop van tijd afnemen.
Een
C-peptide test moet aan strikte regels voldoen:
- Test binnen 5 uur na het eten en interpreteer alleen als de glucose ≥ 72 mg/dL of 4 mmol/L is.
- Vermijd testen binnen 2 weken na diabetische ketoacidose (DKA) of 12 uur na hypoglycemie.
- Wees voorzichtig bij nierfalen (C-peptide kan vals hoog lijken).
Interpretatie van C-peptide:
- < 200 pmol/L (< 0.6 ng/mL) → type 1 diabetes
- 200–600 pmol/L (0,6–1,8 ng/mL) → onbepaalde zone
- 600 pmol/L (> 1.8 ng/mL) → type 2 diabetes
Het rapport erkent dat LADA zowel een langzamere vorm van type 1 als een overlappende aandoening kan zijn.
- en dat sommige personen zelfs type 2-diabetes bovenop type 1 kunnen hebben.
Na elke test, elk stroomschema en elk antilichaampaneel valt een kleine groep nog steeds in de categorie "we weten het niet".
2. Glucosebeheer en technologie

Figuur > voorlopige 2026 ADA/EASD Consensus Report on the Management of Type 1 Diabetes in Adults: A framework for the management of an individual with type 1 diabetes, considering both glycaemic levels and other psychosocial issues (DSMES: diabetes self-management education and support. CGM: continuous glucose monitoring. AID: automated insulin delivery)
Continue glucosemonitoring (CGM) wordt opnieuw bevestigd als de standaardbehandeling voor iedereen met diabetes type 1, met vingerpriktesten als back-up.
Closed-loop systemen zijn nu de voorkeursmethode voor insulineafgifte, op basis van consistente gegevens die een hogere Time In Range (TIR), een lagere Time Below Range (TBR) en een betere levenskwaliteit aantonen.
Voor injectietherapie blijft de aanbeveling:
- Meerdere dagelijkse injecties (MDI) met snelwerkende en langwerkende analogen.
- Inhalatie-insuline (alleen verkrijgbaar in de VS en Brazilië, binnenkort ook in India) is een veilig alternatief voor maaltijdbolussen.
Belangrijk is dat het panel expliciet open-source closed-loop systemen erkent.
Clinici moeten het recht van een persoon om voor dergelijke systemen te kiezen respecteren en klinische ondersteuning blijven bieden, zelfs als ze niet bekend zijn met de specifieke algoritme-instellingen.
CGM-doelen blijven hetzelfde:
- TIR > 70 % (3,9–10,0 mmol/L)
- TBR < 4 % (< 3,9 mmol/L)
- Geschatte HbA1c ≈ GMI < 7,0 % (53 mmol/mol)
3. Dieet, onderwijs en psychosociale zorg
Dieetaanbevelingen moeten worden geïndividualiseerd.
- Koolhydraatarme of zeer koolhydraatarme voedingspatronen kunnen veilig zijn als ze worden gecombineerd met evenwichtige voeding en nauwlettende controle.
- Het rapport waarschuwt wel dat ketogene diëten de glucagonrespons kunnen afzwakken en het risico op DKA kunnen verhogen, vooral bij insulinetekort.
Het tellen van koolhydraten blijft de standaardonderwijsmethode, hoewel koolhydraatconsistentie een acceptabel alternatief kan zijn.
DSMES (Diabetes Self-Management Education and Support) wordt benadrukt als een doorlopend proces — bij de diagnose, jaarlijks en telkens wanneer de levensomstandigheden veranderen.
Zorgverleners worden aangemoedigd om routinematig te screenen op:
- Diabetesstress
- Depressie en eetstoornissen
- Sociale determinanten van gezondheid
Eenvoudige klinische vragen blijven belangrijk:
"Voel je altijd wanneer je bloedsuikerspiegel laag is?"
"Bij welk glucoseniveau merk je symptomen?"
Ze kunnen een verminderd bewustzijn van hypoglycemie identificeren en ernstige episodes effectiever voorkomen dan welke app dan ook.
4. Aanvullende therapieën en cardiometabole gezondheid


Tabel > voorlopige 2026 ADA/EASD Consensus Report on the Management of Type 1 Diabetes in Adults: Adjunctive therapies for glycaemic management in type 1 diabetes.
Voor glucoseregulatie blijft het bewijs voor het gebruik van aanvullende therapieën naast insuline beperkt en wordt er geen enkele formeel aanbevolen.
Maar voor cardiovasculaire bescherming verandert de toon:
"Er tekent zich een duidelijke rol af voor GLP-1-receptoragonisten en SGLT2-remmers."
Het rapport van 2026 bevat ook volledige hoofdstukken over:
- Microvasculaire screening: dezelfde frequentie en methoden als bij diabetes type 2, aangepast aan het risico.
- Cardiovasculaire preventie: behandel bloeddruk tot < 120/80 mmHg; start met statines bij volwassenen ≥ 40 jaar of jonger indien hoog risico.
- Behandeling van obesitas: gedragsmatige, farmacologische (GLP-1-receptoragonisten) en chirurgische opties zijn geschikt bij diabetes type 1.
5. Speciale bevolkingsgroepen
Oudere volwassenen:
- Geef prioriteit aan veiligheid, eenvoud en het voorkomen van hypoglycemie.
- Ga door met CGM of closed-loop systemen als deze de onafhankelijkheid ondersteunen.
Ziekenhuismanagement:
- Mensen die op competente wijze gebruikmaken van CGM of pompen, moeten hiermee waar mogelijk mee kunnen doorgaan.
- Streefwaarde voor glucose 140–180 mg/dl (7,8–10,0 mmol/l); in niet-kritieke gevallen is 100–180 mg/dl (5,6–10,0 mmol/l) acceptabel indien dit zonder hypoglycemie kan worden bereikt.
Zwangerschap:
- Slechts kort behandeld; zorgverleners worden verwezen naar de zwangerschapsrichtlijnen van de ADA en EASD.
6. De conclusie
Het nieuwe rapport verandert de diabeteszorg niet radicaal — het verfijnt ze.
Het benadrukt wat écht verschil maakt: een juiste diagnose, gestructureerde educatie, persoonlijke doelen, aandacht voor mentaal welzijn en gelijke toegang tot technologie.
Toch legt het één diepere waarheid bloot: zelfs met biomarkers en algoritmen blijft het menselijk lichaam complexer dan elk model.
Elke stap vooruit vergroot ons begrip, maar toont ook hoe veel we nog niet zien.
Goede diabeteszorg vraagt daarom niet alleen kennis, maar ook nederigheid.
Veel groetjes,